Page images
PDF
EPUB

mede wij eindigen, kunstenaars:

zij gelden ook uwe kunst, ook uwe

1861.

Der Menschheit Würde ist in eure Hand gegeben,

Bewahret sie !

Sie sinkt mit euch! Mit euch wird sie sich heben !

Der Dichtung heilige Magie

Dient einem weisen Weltenplane:

Still lenke sie zum Oceane

Der groszen Harmonie.

I G. KELLER. EEN ZOMER IN HET NOORDEN.

II LAMB'S TALES FROM SHAKESPEARE.

III W. M. THACKERAY. VERSCHEIDENHEDEN, VERTAALD DOOR DR. I. C. VAN DEVENTER.

"Overboeken is zulk een verdrietig werk; zouden de heeren niet kunnen besluiten vóór ultimo..." en de man, in wien gij een boekhouder herkent, en dien gij u, te regt, oud voorstelt, jongeluî geeft men zoo veel vertrouwen niet, de man hield op, hij zag dat zijn woorden geen aangenamen indruk maakten.

[ocr errors]

"Oef!" zuchtte een van zijn principalen, die in het grootboek zijn hoofd had opgeslagen, en nu het lijvig zondenregister weêr digt sloeg.

"Ik meen maar die kleine saldo's," ging de oude man voort. "Ge houdt Italiaansch boek," antwoordde hem een tweede zijner chefs, de schalk gelooft, dat eene aardigheid eene pligtkwijting opweegt, "en toch zegt ge saldo's; waarom niet saldi ?"

"Och, mijnheer!" klaagde de boekhouder, "u weet wel dat geen talen, dat cijfers mijn zaak zijn; maar saldo's of saldi, alle jaar de kleinigheden over te boeken, het geeft zoo veel

werk,

zoo de heeren konden besluiten, die te innen en aan te zuiveren

[ocr errors]

"Innen, man! van harte," sprak een derde principaal; "maar aanzuiveren, hm! is mijn lijst lang?"

"Toch niet," zeî de eerlijke ziel, misschien voor de eerste maal zijns levens oneerlijk, zich vleijende een bondgenoot te hebben gevonden; "zie, maar een peulschil.".

En open ging het boek: "ik twijfel niet of het zal accoord zijn," hernam de teleurgestelde, die zijn verzuim veelvuldiger vond dan hem lief was. "Ik beloof mijn best te doen, als wij allen. . ." "Aan het innen gaan," schertste hij, die in het italiaansch een afleider had gezocht.

[merged small][ocr errors]

“Ik zie er geen kans toe," betuigde de principaal, die zijn eigen zondenregister had opgeslagen.

"Dus maar weêr overboeken, mijne heeren ?"

"We zullen zien, man!"

"Wat we zien zullen", mompelde de oude boekhouder. Waarheid of dichting? vraagt ge, misschien, nu de spelers zijn afgetreden; dichting en waarheid, antwoorden wij ; — het moge ten minste aan ons niet haperen, zoo de stumper weêr heeft over te boeken; ziedaar den indruk, dien het geschetste tooneel bij ons achterliet. Den volgenden ochtend gaf hij ons een extract van ons "conto-courant"; daar de liefhebber in het italiaansch er niet bij was, ging hij zonder nieuwe kwelling vrij. Waren wij zooveel schuldig! de oude man had maar van "kleinigheden" gesproken! Het is waar, er werden ons eenige onbeduidendheden in rekening gebragt, de moeite niet waard er meer melding van te maken; maar ook, en deze drukten zwaar, ook vorderingen, die we niet hadden mogen nalaten vroeger te kwijten! Ten bewijze:

[ocr errors]

I. Een Zomer in het Noorden, door Gerard Keller; we zagen

[ocr errors]

er in onze boekenkast naar om, en daar lagen de twee deelen voor ons, niet slechts opengesneden, maar ook gelezen, maar op menige bladzijde van eene kantteekening voorzien. Waarom hadden wij het werk ter zijde gelegd, na er ons meê te hebben bezig gehouden; heugde ons dan het fraaije fragment niet meer, dat ieder uit de Tijdspiegel kent? Voorzeker, en de goede greep te beginnen met het begin evenzeer, de gelukkige gedachte ons eensklaps op eene stoomboot in de Oostzee te verplaatsen, op de hoogte van Oland, met Kalmar in het verschiet! Wat weêrhield ons dan er het verlangde woord over in het midden te brengen? Eene kleinigheid, zult ge zeggen: de plaats door onzen passagier op de boot genomen, die der tweede klasse; geene kleinigheid, zult ge toestemmen, als gij geduld genoeg hebt, na de bekentenis, ook der verdediging, der vergoêlijking ten minste het oor te leenen. Ploert wie pretendeert dat men eerste klasse reizen moet, om een goed boek over het vreemde land te schrijven, meent ge; en we weerleggen u niet, al houden wij het met den vriend, die beweert, dat beurtelings eerste, tweede en derde klasse het ware middel is; dat men de meeste kans heeft veelzijdig te zien, als men zich dikwijls verplaatst, nu eens wat hooger en dan weer wat lager. Dwaas, gaat gij in uwen ijver voort, dwaas, die op reis al de geriefelijkheden begeert aan welke hij thuis gewend is, hij moest in zijn leuningstoel blijven dutten. Tegen wien ook, tegen ons behoeft gij het niet te beweren; we gaan zelfs verder, we wenschten het den flinken Mattieu Williams niet enkel te kunnen nazeggen, ook na te kunnen doen: "I pity the unhappy tourist who carries a portmanteau, or even a carpet-bag, and can make no progress without a "conveyance"; who is perpetually waiting or hurrying for posthorses, or the starting of trains and diligences; who is dependent upon a laundress for the washing of his shirt; and who goes about groaning for "comfort" while travel

ling"1. Het zal volstaan, vertrouwen wij, om ons van alle blaam van aanmatiging of kieschkeurigheid vrij te waren; we hebben nu het regt, op de droevige gevolgen te wijzen, die het kiezen der tweede klasse voor den geestigen Gerard Keller had. Acht dat geestige hier geen pléonasme, want al zijn geest reikte niet toe, het rampzalige des gezelschaps op te wegen, waarin die keuze hem bragt. Hier hebt gij het: een zweedsch student, die geen duitsch kende, eene gouvernante, eene zweedsche, die geen fransch sprak, eene zangeres, eene koerlandsche, met haar gevolg, schenkt gij ons de ove

[ocr errors]

eene modiste,

[ocr errors]

rigen? Het is de vraag niet of de dichter van zoo menige voortreffelijke novelle

in welke het begin ten minste zelden iets

[ocr errors]

te wenschen overlaat van de bonte groep geen partij trekt? daar is zijn talent borg voor; het is de vraag, wat hij er door dierf weinig met het viertal, dat eerste klasse reisde, in aanraking te zijn gekomen, en volstrekt geene kennis te hebben aangeknoopt met de beide uit Parijs terugkeerende Zweden. Hij moge die in de schaduw laten, tot ze in duisternis schuil gaan; hij moge ons verzekeren, dat het hem geen oogenblik berouwde, niet gemeenzaam met hen te hebben verkeerd, voor de eer van Zweden teekenen wij tegen deze negatie protest aan. Waarom zouden wij, die voor dertig jaren Svea voorkomend vonden zonder voorbeeld, die er de hartelijkste gastvrijheid genoten, waarom zouden wij haar van vroegere deugd verbasterd gelooven? Onbeduidend mogten die heeren zijn geweest, onverschillig jegens een vreemdeling, die hun land kwam bezoeken, zouden zij zich niet hebben getoond; zulke barre vogelen vliegen er onder dien blaauwen hemel niet. Beide deze boekdeelen, de schetsen uit Noorwegen vooral, leveren bewijzen te over, dat een paar spor

1 Through Norway with a knapsack. By W. Mattieu Williams. Third Edition. London, Smith, Elder & Co. 1860.

« PreviousContinue »