Page images
PDF
EPUB

kan men,

als een boek geannonceerd is in een dagblad als te koop of te lezen zijnde voor een bepaalden prijs, of als het door een boekverkooper voor zijn raam te koop is gezet, ook al heeft nog niemand het boek gelezen, voltooide publicatie 1) aannemen, en de mogelijkheid van publicatie met de werkelijkheid gelijkstellen. Dit is het geval in art. 367 Code Pénal, waar onder vendre ook, zooals wij zagen, zulke openlijke te koop stellingen moeten begrepen worden.

Eigenlijke verkoop kan men eerst zeggen, dat er is wanneer een werk tegen een bepaalden prijs aan den eersten den besten is afgestaan; hieruit volgt onmiddelijk dat zoo er slechts een enkel exemplaar verkocht is de publicatie in den zin der wet aanwezig is. Dat er maar één exemplaar in den handel is of bestaat, doet aan het feit van verkoop niets af; het werk is er even goed om gepubliceerd, als het eens verkocht is 2).

1) Publicatie is bij het bespreken van dit geheele punt door mij gebruikt in den zin, dien GRELLET-DUMAZEAU in opere laud: pag. 97, § 123 er aan geeft. Publication est le terme dont la loi se sert pour désigner la communication accompagnée de publicité.

2) Dit geldt ook van handschriften, teekeningen met de hand enz.; wanneer er verkoop heeft plaats gehad beschouwt de wet het werk als openbaar gemaakt, onverschillig of er meer dan één exemplaar verkocht is, of zelfs verkocht

Evenzeer is het onverschillig of het werk aan één of aan meer personen is verkocht.

Geenszins is dit het geval bij publicatie door verspreiding, daar moet het drukwerk aan verscheidene personen uitgedeeld zijn, zal er distributie plaats gehad hebben1). CHASSAN, op pag. 41, is van een ander gevoelen; hij oordeelt, dat overgave van een enkel gedrukt exemplaar verspreiding in den zin der wet is, omdat de bedoeling om te publiceeren voldoende blijkt uit het drukken van het werk. Mijns inziens 2) dwaalt CHASSAN; verspreiden, distribuer, is spraakkunstig niets anders dan uitdeelen aan verscheiden personen; voor distribution moet dus altijd uitdeeling aan meer dan één persoon hebben plaats gehad 3).

kon worden. Hetgeen CHASSAN in opere laud: pag. 38 zegt is alleen waar in geval van onderhandschen verkoop; maar dan is de verkoop in den zin der wet ook niet aanwezig, want het werk is dan niet aangeboden tegen een bepaalden prijs aan wien maar wil. Zie ook GRELLET-DUMAZEAU, in opere laudato, pag. 137, § 200.

1) Dat de personen tot eene bepaalde klasse behooren is geen beletsel voor het strafbare der verspreiding. Zoo werd door het Ober-tribunal in Pruissen den 6 Dec. 1865 beslist, dat uitdeeling van een drukwerk, uitsluitend aan de leden van het huis der afgevaardigden, verspreiding is. Zie Archiv für Preuszisches Strafrecht, XIV, p. 124.

2) Dit is ook het gevoelen van GRELLET-DUMAZEAU, in opere laud: pag. 138, § 203.

3) In dezen zin heeft ook de Hooge Raad beslist bij arrest van 1 Dec. 1858 en arrest van 7 April 1857.

Onder hoevele personen is eene vraag, die de rechter in elk afzonderlijk geval dient te beoordeelen. Verspreiding in den zin der wet heeft er plaats wanneer men b.v. bij verkiezingen strooibilletten rondbrengt, of wanneer een pas opgericht dagblad een tijd lang gratis bezorgd wordt; zoodra er voor de verspreide zaak echter iets gegeven wordt, verandert de distribution in vente 1). Dat men een zelfde exemplaar achtereenvolgens aan verschillende personen en in 't geheim laat lezen, belet niet dat er verspreiding als middel tot publicatie plaats heeft. Natuurlijk zal de rechter in dat geval een grooter aantal personen vorderen

1) Dagbladen en tijdschriften worden niet gepubliceerd door verspreiding maar door verkoop. Het tijdstip der publicatie is hier dat der levering. Dan toch voldoet de uitgever aan zijne verplichting om de gekochte zaak over te geven aan den kooper, en is de verkoop voltooid. Wanneer de courant verzonden wordt is het oogenblik, waarop de uitgever ze op de post doet, dat der levering.

heeft

Het hof van Gelderland, bij arrest van 3 Maart 1846, ook in dezen zin beslist, dat het tijdstip der publicatie is het oogenblik, waarop de courant op de post bezorgd wordt; ten onrechte beschouwt het hof echter deze publicatie als verspreiding; het is verkoop.

§ 33 van het Pruissische Preszgesetz von 12 Mai 1851 luidt: die Veröffentlichung des Preszerzeugnisses ist erfolgt, sobald die Druckschrift verkauft, versendet, verbreitet, oder an Orten, welche dem Publikum zugänglich sind, ausgestellt oder angeschlagen worden; terwijl in een vonnis van 12 Juli 1862 uitgemaakt is, dat het bezorgen op de post onder versenden begrepen was. Archiv, X, pag. 703.

aan welke de zaak bekend is gemaakt, om verspreiding aan te nemen.

Kan er volgens den zin der wet tekoopstelling, verkoop en verspreiding plaats hebben, zonder dat deze daad in 't openbaar geschiedt; anders is het met de wijze van publiceeren die de Code afficher noemt en de wet van 17 Mei 1819 brengt tot exposition dans des lieux ou réunions publics, of tot placards et affiches. Hier toch moet het tentoongestelde of aangeplakte voor het publiek zichtbaar zijn; of het publiek er werkelijk naar ziet is onverschillig. Er kan hier dus publicatie zijn zonder werkelijke gedachtenopwekking. Hij echter, die eens een werk heeft aangeplakt, zal schuldig zijn aan publicatie, ook al kan hij aantoonen, dat zijn aanplaksel door niemand gelezen is. Het misdrijf was voor hem voltooid; dat het geene gevolgen gehad heeft doet niets aan zijne misdadige bedoeling en handelwijze af1).

Door GRELLET-DUMAZEAU (n°. 212–223) wordt opgemerkt, dat de wet van DE SERRE een onderscheid maakt tusschen exposition dans des

1) GRELLET-DUMAZEAU, in opere laudato, p. 146, § 221 zegt: L'homme qui affiche la diffamation recherche evidemment la publicité, et si elle lui fait défaut, ce n'est que par des circonstances indépendantes de sa volonté.

lieux ou réunions publics en tusschen placards et affiches. Deze laatsten zouden namelijk niet altijd zichtbaar behoeven te zijn van eene openbare plaats, maar het zou voldoende wezen zoo de aanplakking geschied was op een plaats, die tot een zekeren graad voor het publiek toegankelijk is, b.v., zegt hij, het bureau van een ontvanger, het parquet van het openbaar ministerie. De uitbreiding, hier aan het begrip van openbaarheid gegeven, wordt volgens hem gewettigd door de omstandigheid, dat de bedoeling om te publiceeren duidelijk blijkt uit de aanplakking.

Dit onderscheid, hoewel eenigszins gegrond in den tekst van art. 1 van de wet van 17 Mei 1819, komt mij voor slechts schijnbaar te zijn. De hier opgenoemde middelen van openbaarmaking bezitten als kenmerk, dat de handeling in 't openbaar waargenomen kan worden. De plaats waar de handeling verricht is of vanwaar ze kon worden opgemerkt, is openbaar of is het niet gedeeltelijk openbare plaatsen kent de wet niet. Hoe het zij, de questie is voor Nederlandsch recht van geen belang, omdat de Code hier slechts spreekt van afficher. Hiertoe echter alleen aanplakking te brengen, komt mij voor met den geest der wet te strijden; tentoonstelling op eene

[ocr errors]
« PreviousContinue »